Afbeelding

Het Moderne Inspanningsevangelie

Algemeen PraatPaal 310 keer gelezen

Mijn hamstring trekt, m'n rug piept en mijn schouder staat op springen. Zo zuur als de appel waar je doorheen moet bijten zijn mijn spieren. Qua pijnstillers heb ik de vlag gehesen – hoezee rode ibuprofen, witte paracetamol en blauwe aleve – maar Hollandse doping is niet meer wat het geweest is. Dit toernooi hakt er flink in en om uit te kunnen drukken wat dit laatste potje tennis met mijn gemoed doet schieten negatieve superlatieven tekort.
Maar goed, ik heb gesport, zeven dagen op rij! Tien jaar na mijn tennispensioen heb ik een toernooi gespeeld in Utrecht. Mijn trainingspak van toen zit nog als gegoten, kan zelfs door voor retro; de lijm die schoen en zool bond is mettertijd echter opgelost als mijn vermogen om ballen over het net te slaan. Zonder voorbereiding wedstrijden spelen is even onmogelijk en funest voor je lijf als marathons lopen uit stilstand. Als mijn lijf de tempel is die Het Moderne Inspanningsevangelie voorschrijft dan is het nu tijd voor herstelwerkzaamheden vanwege instortingsgevaar.
Ik voel me, ondanks die inspanning, een slome slak in deze fitte stad. Hier in Utrecht rennen mensen me voorbij alsof ze op de vlucht zijn voor Magere Hein. Misschien heeft wie fit genoeg is een lagere pakkans bij het potje zeistikkertje, dat nooit stopt en meer op willekeur lijkt te berusten dan de Staatsloterij.
Als mijn generatiegenoten niet rennen dan pompen ze in de gym. Door de omvang van hun borstkas lijken gasten duiven; met geparfumeerde snavels pikken ze voedingssupplementen om hun krop verder op te blazen. Meiden bollen billen met squats, etaleren hun trillende trofeeën in sweatpants die gezien de geringe hoeveelheid stof voor duurzaam door kunnen.
Wat drijfveren voor sport en beweging betreft verliezen plezier, gezelligheid en ontspanning het in Nederland van gezondheid, kracht, conditie en uiterlijk, zo stelt het Mulier Instituut op basis van sportonderzoek onder volwassenen tussen 18 en 79 jaar. Men snelt van werk naar workout in de hoop fit te blijven. Sport lijkt heilig en het evangelie van geen woorden maar daden wordt verkondigd door afgetrainde zendelingen in oogverblindend polyester.
Ook ik kan tot die groep gerekend worden, niet dankzij de glanzende garderobe maar dankzij mijn beweegfrequentie. Na tien jaar relatieve stilstand sport ik inmiddels drie keer per week. Niet om af te vallen, of in de hoop de honderd te halen. Ik doe het voor de trance, de afleiding.
Dankzij de trillende, piepende apparatuur waarmee we onszelf opzadelen heb ik voortdurend het idee aan een hartmonitor te liggen die meet of ik in verbinding sta met de honderd plekken die mobiel binnen handbereik liggen. Door sport ontsnap ik aan die werkelijkheid door een uur lang één plek, één moment te ervaren. Voor die trance heb ik geen pilletje nodig. Als ik weer heb leren tennissen kan ik hopelijk ook de pijnstillers links laten liggen.