Het centrum van Moordrecht lag in de jaren vijftig rond de Kerklaan.
Het centrum van Moordrecht lag in de jaren vijftig rond de Kerklaan. Foto: Erik van Leeuwen
Zuidplas groeit

Moordrecht: de behoefte aan samen blijft

Algemeen Zuidplas groeit 1.224 keer gelezen

Moordrecht – Moordrecht groeide na de oorlog van drie- naar bijna negenduizend inwoners. De hechte dorpsgemeenschap van de vijftiger-, zestiger- en zeventiger jaren maakte plaats voor een individualistische maatschappij. “Maar het is nog steeds de moeite waard om hier te wonen.”

Door Erik van Leeuwen

Johan Verboom (geboortejaar 1952) deed jarenlang namens de Historische Vereniging Moordrecht onderzoek naar de rijke geschiedenis van het dorp. Dat dingen veranderen, is van alle tijden, merkt hij op. “Het is allemaal wat individualistischer en oppervlakkiger geworden, maar Moordrecht is wat dat betreft geen uitzondering. Het is de moderne tijd. De gemeenschapszin komt op een andere manier tot uiting.”

Toen Verboom zeven jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd geboren, was Moordrecht minder rijk dan nu en kende diverse ‘zuilen’. “Mijn opa had vroeger een bakkerij aan de Kerklaan op de plek waar restaurant Florijn nu is gevestigd. In die tijd was er grote woningnood. Mijn vader had met mijn opa in de tuin een woonwagen gebouwd. Ik ben daar ook in geboren.”

Je afkomst bepaalde in die tijd alles: waar je naar school ging, maar ook waar je boodschappen kocht. “Je was protestants, hervormd, gereformeerd of vrijzinnig, of katholiek. Mijn ouders waren van gereformeerde huize, dus ik ging naar de gereformeerde school. Die had je destijds nog niet in Moordrecht. In Gouderak wel. Mijn moeder heeft mij de eerste keer naar het pontje gebracht en daarna niet meer. Dat was heel gewoon. Er was heel veel sociale controle. Heel veel mensen kenden elkaar. En ik kende iedereen.”

“Mijn vader had een zogenoemde zand-zeep-sodawinkel. Hij verkocht alles voor het huishouden, van zoutzuur tot borstels. Hij ging met een kar met een ijzeren hond – een motortje – de deuren langs. Ik ging vaak mee. We kwamen in dezelfde straat drie bakkers, drie melkboeren en drie groentemannen tegen. Ze hadden allemaal hun eigen klantjes, vanuit hun eigen kerkgemeenschap.”

Rond die kerkgenootschappen was ook het sociale leven opgebouwd. “Alle kerken hadden een eigen koor. Er werd van alles georganiseerd, maar wel binnen de eigen kring.”

Hij weet nog goed dat hij door zijn vader bij hem werd geroepen. “Als tiener ging ik naar Oever Zes, de jeugdsoos hier. Daar kwamen ook jongeren van katholieke huize. Ik raakte aan de praat met een katholiek meisje en werd met haar gezien op straat. Iemand had dat verteld aan mijn vader; dat was toch niet de bedoeling. Mijn vader moest er alleen hard om lachen. Hij was een ruimdenkend man.”

Harde werkers
Moordrecht staat bekend als een arbeidersdorp. Zeker in die tijd verdienden veel Moordrechtenaren hun brood met handenarbeid. “De KVT (Koninklijke Vereenigde Tapijtfabrieken) is een grote werkgever geweest met in de hoogtijdagen bijna vijfhonderd werknemers. Er waren ook een aantal touwslagerijen. Veel mensen werkten daarnaast in Gouda, bij de Garenspinnerij en Unichema. Moordrechtenaren zijn harde werkers. Dat zit in de ziel. ‘Doe normaal, want dan doe je al gek genoeg’, dat is het motto hier. Dat zie je ook terug in het verenigingsleven. Als er iemand van buiten komt, is-ie zo voorzitter. Hij zal het wel beter kunnen, denkt men dan. Valse bescheidenheid als je het mij vraagt.”

Het centrum van Moordrecht lag in de jaren vijftig rond de grote kerk aan de Kerklaan. De Dorpsstraat was de winkelstraat, met Het Posthuis als centrale voorziening. Daarin zat zelfs een bioscoop. “Die had een stuk of vijftig stoelen. Ik heb er nog mijn eerste film gezien: de Dikke en de Dunne, Laurel en Hardy.”

Verboom maakte ook de komst mee van de gymzaal aan de Burgemeester Brandstraat. “Daar gingen alle scholen gymmen. MVC, de volleybalclub, speelde er ook. Dat heeft nog op het hoogste niveau gespeeld.”

‘Doe normaal, want dan doe je al gek genoeg’, dat is het motto hier.
Dat zie je ook terug in het verenigingsleven.
Als er iemand van buiten komt, is-ie zo voorzitter. Hij zal het wel beter kunnen,
denkt men dan.

De Dorpsstraat, de Kerklaan, de West- en Oost Ringdijk en in de polder de boeren: Moordrecht was een bescheiden woongemeenschap. “Langzaam maar zeker is er wat nieuwbouw gekomen, zoals de Oost Buurtstraat en de Oost Waalstraat”, zegt Verboom. “Daarna kwamen de vijftigerjarenbuurt en de Oranjebuurt. In 1961 is de Molukse wijk gekomen. Daarna de Kuyper- en Stevensstraat. Dat was het begin van de bebouwing van de Zuidplaspolder. In die straten kwamen ook mensen van elders wonen.”

Moordrecht-Oost was het volgende nieuwe project, eind jaren zeventig werd begonnen aan Vijfakkers. Dat was in een periode dat de verzuiling vaarwel werd gezegd. Verboom: “Dat was in de jaren zestig al begonnen. De bakkers gingen niet alleen meer langs de deur bij hun geloofsgenoten, maar hadden een eigen wijk gekregen. Of je nu wilde of niet, je moest je brood bij de wijkbakker kopen.”

Moordrecht-Noord volgde, op en rond het voormalige KVT-terrein herrees De Twijnen. Moordrechts nieuwste paradepaardje is De Brinkhorst. Als de plannen daar klaar zijn, telt Moordrecht meer dan negenduizend inwoners.

Veranderingen
Verboom heeft geen heimwee naar vroeger. “Tijden veranderen. Met de ontzuiling is veel verdwenen, dat is waar. Maar de hele maatschappij is veranderd.” Hij vindt het jammer dat een typisch Moordrechts feest als Luilak niet meer wordt gehouden. “In de jaren tachtig was er veel vandalisme aan verbonden. Daarna was er een feest rond de kerk. Alles staat en valt met vrijwilligers.”

De jaarlijkse braderie op het dorp is niet meer de braderie van twintig jaar geleden. “Alle verenigingen presenteerden zich daar. De laatste keer dat de braderie er was, was het een commerciële markt.”

Maar Verboom ziet wel initiatieven waar hij vrolijk van wordt. “Zoals de Dorpsstraat die afgelopen zomer in mediterrane sferen was ondergedompeld. Blijkbaar hebben mensen daar toch behoefte aan. De gemeenschapszin is overal minder geworden. Ik weet nog dat de Hollandse Maatschappij van Landbouw en de Plattelandsvrouwen één keer per jaar een feest hadden. Dat moest vanwege de omvang in Gouderak worden gevierd. Ook weg.”

Hij ziet dat er wel degelijk nog gemeenschapszin is. “In de verenigingen uiteraard, maar je ziet het ook aan gezamenlijke Facebookpagina’s, zoals Je bent pas een Moordrechtenaar als…. Daar wordt gezeurd over het te laat ophalen van vuilnis, maar er worden ook prachtige foto’s gedeeld van inwoners die een rondje polder hebben gedaan. Daar ben ik meer van.”

Hoe het níet moet
De bestaande dorpen in Zuidplas hebben een eigen identiteit en een eigen ziel. Het nieuwe dorp in het middengebied van de Zuidplaspolder zal die nog moeten ontwikkelen.

Om te weten hoe het niet moet, heeft Verboom wel een advies: “Kijk naar Westergouwe. Daar staan alle woningen nu. Pas in de laatste fase gaan ze werken aan een dorpscentrum. Lelystad is ook een mooi voorbeeld van hoe het niet moet. Daar hebben ze woonwijken gebouwd, maar geen centrum. De Amsterdammers die eerst blij waren met een eengezinswoning en tuin in plaats van een flat zes hoog achter, verlangden op een gegeven moment weer terug naar de stad: in Lelystad was geen sfeer. In Almere hebben ze grachten gegraven om zo meer beleving te creëren.”


Deze productie is mede mogelijk dankzij een bijdrage van de provincie Zuid-Holland.

Samenwerkingspartners in deze serie zijn Hart van Holland, nieuwswebsite Gouwe IJssel Nieuws en Matimotion - luchtfoto’s en video’s.