Afbeelding

Nieuwerkerk streed om burgemeester

Anno 2020 kwam er in Zuidplas in de media wat woordenstrijd om de tijdelijke buitengemeentelijke huisvesting van een wethouder. Decennia eerder was er ook zoiets over Nieuwerkerks burgemeester. Burgemeester François Jas weigerde gedurende zijn hele Nieuwerkerkse ambtsperiode (1923-1949) om hier te wonen. Toen hij als Nieuwerkerks burgervader zestien jaar in Kralingen woonde, in 1939 dus, kwamen er vier kolommen over de kwestie in het Utrechts Volksblad. 

Het hierbij geplaatste krantenstuk - alleen de koppen zijn leesbaar - stond in de editie van het rode Utrechtse blad van 11 maart 1939. Het was in Nieuwerkerk geschreven ‘door onzen specialen verslaggever’. Dat lijkt de ‘perscorrespondent’ M. Zwijnenburg van Dorpsstraat A20, de hoek met de Kerklaan. Hij zou NSB-Kringleider worden.
Van 1938 dateert van hem een schrijven naar alle verenigingen tegen de invoering van een gemeentelijke ‘vermakelijkheidsbelasting’. Tevergeefs! In De Gorcummer van 7 oktober 1940 schreef hij vanuit Magdenburgh een jubelverhaal, getiteld: ‘Als arbeider in Duitschland’, met zijn adres daar en in Nieuwerkerk. Hij werd daarbij omschreven als ‘vroeger onze correspondent te Nieuwerkerk aan den IJssel’ en werkte toen dankbaar bij Braunkohle Benzin, waar hij een gulle ontvangst kreeg en ook verder vol vertrouwen was. Waar hij na WOII bleef is onbekend.

In dat Utrechts Volksblad van 1939 kreeg hij als kop ‘Nieuwerkerk levert strijd om zijn… burgemeester’. De subkop was: ‘Al zestien jaar woont hij in Rotterdam’. (Het zouden er nog meer worden.) Daaronder kwam nog groot te staan: ‘Pogingen om hem in de gemeente te krijgen faalden steeds.’ In het uitgestrekte dorp van bijna 4000 inwoners strandde men steeds op: ‘Waar is een goed huis?’ Hij had het in Rotterdam goed naar zijn zin, ‘hij woont in een mooie laan in de mooie wijk Kralingen’, zo verklapte Zwijnenburg erbij. ‘Nog nooit heeft hij het er over gehad, dat hij zich wel eens tussen zijn gemeentenaren zou willen vestigen.’ Hij diende regelmatig een verzoek ‘om uitwoning’ in te Nieuwerkerk en hij betaalde trouw zijn belasting te Rotterdam.

‘Wanneer er een geschikte woning is, kom ik beslist'

Toen de heer Jas in 1923 plechtig werd geïnstalleerd, had hij nog geen huis op het oog en natuurlijk vond de raad het best dat hij voorlopig buiten de gemeente bleef wonen. En al die tijd kwam er maar geen goed huis vrij. Zo van tijd tot tijd drongen verschillende raadsleden er bij Jas op aan, dat hij zich in het dorp zou vestigen. ‘Wanneer er een geschikte woning is, kom ik beslist’, antwoordde de burgervader. Daarop stelde de SDAP'er Johannes Tom voor, dat men in principe zou besluiten het college te machtigen, stappen te doen, opdat er een burgemeesterswoning zou komen. Alle raadsleden vonden het een verstandige opmerking en niemand verzette zich ertegen. Toen zij naar huis gingen dachten zij allen, dat het begin van het einde der burgemeesterlijke uitwoning in zicht was. Zij allen hadden het echter mis. Dat bleek uit de notulen in de volgende vergadering.’ Daarin stond niets over een voorstel, maar werd gesproken over een vraag van Tom(!) ‘De voorzitter zegt toe, de vraag van den heer Tom in het college van B. en W. ter sprake te zullen brengen’, stond er. Jas zei: ‘Het was een vráág en zo staat het er in en in geheime vergadering wil ik er nog wel wat over zeggen.’ Onder die voorwaarde werden de notulen goedgekeurd. Jas verhuisde dus nooit. De tweede foto hierbij toont de Rotterdammer Jas in 1928 bij het leggen van de eerste steen voor het raadhuis vlak bij het station met de trein naar Rotterdam-Maas.

Afbeelding